Volledige tekst uit monografie Paul Beckers
Uitgeverij van Spijk Venlo NL (1985) isbn: 9062164927
Door: Willem K. Coumans
Paul
Beckers
Schilder
in het land van geboorte.
De
landschappelijke verbeeldingen van Paul Beckers spreken van inkeer en
bespiegeling. Vooral de vroege werken van de jonge schilder ademen de mythe van
de mens die uit de tijd vallend zijn oorsprong herkent.
Het
zijn landschappen uit een oertijd. Dolmen en menhirs, hunebedden en
voorouderbeelden vormen magische getuigenissen van menselijke aanwezigheid.
Mensen lieten hun sporen achter. Het zijn gefantaseerde
landschappen, maar de verbeelding kon het niet stellen zonder de directe
waarneming, die de schilder naar de landschappen van Cornwall, Bretagne en Les
Baux voerde, maar ook naar Drenthe bijvoorbeeld, waar hij op het spoor kwam van
het geheim, de roepstem van de verbeelding. Opvallend is het facet van
verstilling, de welhaast roerloze sfeer van het laat namiddaglicht op
roestbruine aarde, de gewijde aandacht van het mysterie
van een verdwenen mensheid, die aan de oude Hercules Seghers doet denken.
De legendarische verbeelder van geteisterde landschappen, onherbergzaam en
groots.
In
Meerssen nabij het Geuldal weet hij zich geplaatst in een landschap dat,
ritmisch geplooid en gerimpeld,
geheimen herbergt die aan de oppervlakte gebracht willen worden. Levend in de
niet van drama verstoken cirkelgang van de seizoenen voedt hij zich met dit
landschap, dat hem als in een dialoog, en tweegesprek over leven en dood,
gevangen houdt. Maar ook Paul Beckers staat midden in de wereld. De begrenzing
van zijn woonplaats in Zuid – Limburg ademt de ruimte van het volledige leven.
Grenzen vallen weg zodra de verbeelding wegen opent die in werkelijkheid
niet bestaan. De natuur betekent veel voor hem.`Zijn omgang met vissen en
planten leerde hem zien.
In
1902 schreef Paul Klee in zijn dagboek Es ist eine grosse Not und eine grosse
Notwendigkeit, beim Kleinsten beginnen zu mussen. Wie neugeboren will ich sein,
nichts wissen von Europa gar nichts. Keine Dichter kennen, ganz schwunglos sein,
fast Ursprung. De confidentie kent de overdrijving die inherent is aan de
behoefte tot vernieuwing, een nieuwe geboorte. Een vrijmakingsproces waarin
frisse impulsen worden verkregen, die tot nieuwe tekens moeten leiden, tot
beelden van bevrijding van academische en oogkleppen.
Compositorische
kracht bleef ook niet afwezig in de calligrafische verfweefsels
van Jackson Pollock, die als eerste de drippainting toepaste. Een
techniek waarbij de verf in ritmische
verfslierten op het doek loopt en energieën worden ontladen, die een en al door
elektriciteit geladen (onvermoede) ruimte ontsluiten, onbegrensd en aan
alle kanten open. In deze ruimte van leven voelt Paul Beckers zich thuis. Hij
heeft naar Pollock gekeken en de contemplatieve gebaren begrepen, de hartslag
van de gedrevene, die zijn rituele schilderskunst tot de navel van de wereld maakte, tot een bron van kosmische
energie, een netwerk van lijnen en sporen. Zo ook zoekt Paul Beckers naar zijn
oorsprong en legt hij al schildert de gemoedsbewegingen
vast bij het ondergaan en waarnemen van landschappen, die hij tot
landschappen van de geest maakt.Op eigen wijze, mild en intiem, gedempt van
kleur en maar zelden uitbundig. Kamermuziek. Maar zonder de pastorale van de
idylle. De neobarokke schijnbewegingen van de Limburgse erflaters Eyck en
Nicolas kent hij niet. Niet dat ze hem vreemd zijn, van bewondering
vervuld voor de virtuose sierkunst van zijn plaats genoot Eyck en diens
fabuleuze tekentalent weet hij zich
kritisch genoeg om zijn eigen weg te gaan, die naar een binnenland voert, waar
de hand van de meester een slechte gids zou zijn. Sporen genoeg maar het mogen
geen dwaalsporen zijn, die slechts in schijn kunst
opleveren. Kunst in Limburg is iets anders dan Limburgse kunst. Folklore
is Paul Beckers wezensvreemd. Keer op keer gaat hij bij zichzelf te rade, vraagt
hij zich dingen af, zit ik wel op de goede weg, mag of moet ik dit doen?
En in die afweging en reflectie toont hij zich naar de geest verwant aan
de Maastrichtse dichter Pierre Kemp wiens KLEINE LIEDEREN eenzelfde naar binnen
gekeerde kijk op de dingen tot uitdrukking brachten, zoals bijvoorbeeld in dit
zo bespiegelde gedicht.
Critisch
Ik
voel mij door het licht verplicht te leven,
maar
eer ik mij aan de plicht om t licht
moet
ik weten, of het nog anders is
dan
in brand gevlogen duisternis.
Paul
Beckers schildert het landschap in de herinnering, de geschiedenis van de mens
en zijn drama. Zijn hang naar de natuur, het landschap waarin hij zijn
bestemming vermoedt, wortelt diep in de compositorische
bouw van zijn werk. dat naar de abstractie tendeert zonder het gevoel
voor de zichtbare werkelijkheid te verliezen. Het visueel aanwezige landschap
blijft ook in de verwerking van
de schilderkunstige gegevens meespelen. En het ziet er naar uit wie over work in
progress schrijft dient wel over een voorspellende
geest te beschikken, dat zich dit realisme in het werk van Paul Beckers nog zal
verdiepen, wil een strikt formele schilderkunst vermeden worden, die enkel een
nieuw academisme tot gevolg zou hebben. Schilders die school maken in eigen werk
zijn op weg naar het einde. Paul Beckers schilder in het land van geboorte, kan
enkel op weg zijn naar het begin. Het begin van een nieuwe
landschapsschilderkunst.
Bourgondisch
en barok-blijmoedig wordt Limburg genoemd. Het tegendeel is niet waar,
maar het gaat ook niet aan de kunst die hier gemaakt wordt
voor oppervlakkig te verslijten of louter sierkunst te doen zijn. Limburg
stiefkind van de vaderlandse cultuur, heeft jarenlang de schijn tegen gehad. Te
zeer werd de aandacht getrokken door de versierders des levens die in alle
serafijnse blijmoedigheid en hoop op hemelse verrukking en beloning de
nachtzijde van het leven verdonkeremaanden. Tussen de beide wereldoorlogen
prezen dichters en scribenten de bodemvaste Limburgse cultuur waarin de idylle
hoogtij vierde. Er leek geen vuiltje aan de lucht te zijn. De nachtegaal zong
zijn hoogste lied. Het geluid van de fascistische laars werd niet vernomen. Maar
de bloedhonden stonden voor de deur. De kunst die hier opgang maakte ging eraan
voorbij. Zoals ook de aantasting van het landschap niet werd opgemerkt. Enkel
Frans Erens, de Limburgse tachtiger (ik ben een plant geteeld ver weg van
Holland in het Zuiden van Limburg dicht bij de Duitse grens) signaleerde, wijs
en bescheiden, de eerste sporen van verwording, in zijn in 1983
verschenen VERVLOGEN JAREN, de gedenkschriften van een contemplatieve literaire
wandelaar. De hoge heggen langs de landerijen, waarin uilen en merels nestelen
waren er niet meer. Nu zijn de scheidingen overal aangeduid door prikkeldraad.
De schaduwen zijn uit het landschap verdwenen, de winden hebben vrij spel en de
vogels hebben geen plaats meer om te wonen.
Paul
Beckers deelt een halve eeuw later de verontrusting over de zienderogen
verdwijnende natuur. Dicht bij huis
maakt hij de aantasting mee. Hij is er als ooggetuige bij betrokken en ondergaat
de veranderingen. Ziet hoe het verdwijnt en anders wordt
en geeft daar uitdrukking aan. Experimenterend met allerlei technieken en
andere beeldende middelen. Proefondervindelijk, met zelfgemaakt papier
bijvoorbeeld. Papier waarop hij zijn tekens zet en waarop hij zich uitspreekt,
verplicht door het licht om te leven en te werken, om achter het geheim te
komen, de oorsprong.
Nichts
Schonres unter der Sonne als unter der Sonne zu sein schreef Ingeborg Bachmann
in haar hommage AN DIE SONNE.
Paul
Beckers schilder in het land van de geboorte zal dat beamen.
Willem
K. Coumans. Voorjaar 1986